Volgens het Hof van Justitie EU moeten de lidstaten van de EU in het geval van fraude of misbruik de vrijstelling van bronbelasting over winsten, die een dochteronderneming aan haar moedermaatschappij uitkeert, weigeren. Deze vrijstelling is geregeld in de Europese moeder-dochterrichtlijn. Dat geldt ook als in de nationale wet of in verdragen van de lidstaat niet is voorzien van een antimisbruikbepaling.    

Misbruik van regelgeving doet zich voor wanneer formeel wel aan de voorwaarden is voldaan, maar het doel geen ander is dan het verkrijgen van een voordeel waarop feitelijk geen recht bestaat. Een aanwijzing voor misbruik kan zijn het gebruik van doorstroomvennootschappen zonder reële economische betekenis.

De nationale autoriteit hoeft de uiteindelijk gerechtigde tot een dividendstroom niet te identificeren om de vrijstelling van inhouding van bronbelasting te kunnen weigeren. Wordt de vrijstelling van bronbelasting over dividenden die een in een lidstaat gevestigde vennootschap heeft uitgekeerd aan een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap geweigerd wegens fraude of misbruik, dan kan in een procedure over de heffing van belasting over deze dividenden geen beroep gedaan worden op de in het Verdrag betreffende de Werking van de EU neergelegde vrijheden.

Het arrest van het Hof van Justitie EU heeft betrekking op de inschakeling van Luxemburgse en Nederlandse brievenbusmaatschappijen bij de overname van Deense vennootschappen. De van Deense vennootschappen ontvangen dividenden werden door deze maatschappijen doorgegeven, om te belanden bij de uiteindelijk gerechtigden die gevestigd waren in landen waarmee Denemarken geen belastingverdragen heeft gesloten. Volgens het arrest mag Denemarken bronbelasting over de uitgekeerde dividenden heffen.

Bron: Hof van Justitie EU | jurisprudentie | C116/16 en C117/16 | 01-05-2019