Het Hof van Justitie EU heeft in een arrest uit 2005 de aftrek van voorbelasting in situaties van mede-eigendom van goederen beperkt tot het aandeel van de ondernemer in de mede-eigendom van het aangeschafte goed. Deze begrenzing geldt volgens een besluit van de staatssecretaris van Financiën uit 2011 voor alle gevallen van civielrechtelijke mede-eigendom. Voorbeelden daarvan zijn een huwelijk onder huwelijkse voorwaarden en een geregistreerd partnerschap. Bij een huwelijksgoederengemeenschap wordt het aftrekrecht van de ondernemer niet begrensd omdat iedere echtgenoot voor het geheel is gerechtigd tot het gemeenschappelijk vermogen.

Een op huwelijkse voorwaarden getrouwd echtpaar kocht, ieder voor de helft, de onverdeelde eigendom van een perceel grond. De huwelijkse voorwaarden voorzagen niet in de gemeenschappelijke eigendom van onroerend goed. Ter zake van de levering was geen omzetbelasting maar overdrachtsbelasting verschuldigd. Op het perceel liet het echtpaar een woning bouwen die deels zakelijk werd gebruikt door de onderneming van de man. De totale voorbelasting over de bouw van de woning werd als voorbelasting in aftrek gebracht. Het echtpaar heeft de bouwkosten van de woning gezamenlijk betaald. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ter correctie van de helft van de aftrek van voorbelasting over de bouw van de woning.

Er volgde een procedure over de naheffingsaanslag, waarin de discussie ging over de vraag of de in aftrek te brengen voorbelasting op de woning terecht beperkt was tot de helft van het totaal. Hof Den Bosch wees het standpunt van de ondernemer, dat hij en zijn vrouw vergelijkbaar zijn met echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, af. Omdat zij buiten gemeenschap van goederen zijn gehuwd, hebben zij de bouwkosten van de woning, waarvan zij ieder voor de helft eigenaar zijn, voor gemene rekening gemaakt. Het recht op aftrek van voorbelasting gaat niet verder dan volgens de civielrechtelijke eigendomsverhouding. Dit brengt mee dat slechts de helft van de ter zake van de bouw van de woning in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek kan worden gebracht.

Bron: Hof Den Bosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE20184324, 17/00190 | 31-01-2019